29

Het was Holtes show. De commissaris was van zijn troon gestapt en vulde de kamer met zijn persoonlijkheid. Ard stond naast hem, klaar om te assisteren hoewel dat nauwelijks nodig leek. Boursé, Lagergren en Babington zaten als brave schoolkinderen op een rij. Gert Fylke was op het laatste moment binnengeroepen, met nog twee mannen van de afdeling Narcotica. Ook de afdeling Geweldsdelicten was aanwezig. Ulf Berggren, een man van middelbare leeftijd met baardstoppels, keek somber voor zich uit. Hij was met zijn gezin op weg naar zee geweest. Als dit een lange vergadering werd, durfde hij niet meer naar huis te gaan. Dan zou het gezinsuitje door hem verpest zijn.

Sven Holte vroeg om stilte door zijn hand op te steken, hoewel je al een speld kon horen vallen.

‘We moeten koste wat kost deze impasse zien te doorbreken.’

Holte keek om zich heen en knikte in Sten Ards richting.

‘De commissaris en ik hebben samen besproken hoe we dat gaan doen. We zijn van plan om alle informatie nog een keer door te nemen.’

Dat was een leugen, maar Ard negeerde het.

‘Na de mishandeling van de jonge kunstenares zijn we van plan de gebouwen bij Klippan opnieuw met een stofkam te doorzoeken. Er is daar iets wat we nog niet gevonden hebben.’

‘Denk je aan iets speciaals?’

Kajsa Lagergren keek naar Holte met een uitdrukking die kon worden uitgelegd als verbeten.

Holte keek naar haar. Wat was er met dat meisje aan de hand? Waar kwamen die schaafwonden in haar gezicht vandaan? Hij had geen rapport gekregen dat ze het moeilijk had. Kon ze de druk niet aan?

‘Ik denk dan bijvoorbeeld aan de andere kunstenaars,’ antwoordde Sven Holte terwijl hij een vel papier oppakte. ‘En aan alle bedrijfjes die daar gevestigd zijn. Degenen die er momenteel zijn en degenen die vertrokken zijn. Het is een schande dat we nog niet iedereen opgespoord hebben die daar een ruimte heeft gehuurd. Vooral de laatste tijd. Als ik er een van de stapel pak… Camra. Wat is er in vredesnaam met Camra gebeurd?’

Sten Ard schraapte zijn keel en richtte zich rechtstreeks tot Holte.

‘Dat bedrijf heeft nooit bestaan. In elk geval niet zoals wij dachten.’

‘Nooit bestaan? Niet zoals wij dachten?’

Sven Holte keek naar hem met twijfel in zijn ogen.

‘We dachten dat Camra eigendom was van een van de grote banken…’

Holte onderbrak hem.

‘En dan zitten ze in de afgedankte kantoren van de oude suikerfabriek?’

‘Dat is op zich niet zo ongewoon, financiële bedrijven vind je overal. Maar wat ik wilde zeggen is dat Camra de opdracht had zo veel mogelijk geld terug te halen dat de bank was kwijtgeraakt in de vorm van onderpanden voor hun slecht gedekte leningen.’

‘Wat heeft dat met dit onderzoek te maken?’

‘Camra is verdeeld in divisies en dochterbedrijven om het werk regionaal en plaatselijk te verdelen. Het is het grootste onroerendgoedbedrijf in Zweden. We hebben het over vijfduizend panden, waarvan de meeste in West-Zweden liggen. We hebben het ook over veertigduizend werknemers, van wie er nu veel ontslagen zijn of worden.’

‘En?’

Holte wachtte op een soort conclusie.

‘De grootste klappen die het financiële systeem hebben getroffen, zijn veroorzaakt door de onroerendgoedmarkt. Daar is tijdens de vrolijke jaren tachtig een jungle aan bedrijven ontstaan. We proberen deze jungle te ontwarren, samen met Fylkes mannen, om eventuele koppelingen te vinden met de narcoticamisdrijven van de laatste tijd. Het bedrijf Camra is tot nu toe schoon op alle punten.’

‘Wat deed het bedrijf dan in Klippan?’

‘Het bord hing er nog. Daarna hebben andere bedrijfjes, die weinig of geen relatie met Camra hadden, de kantoren gehuurd. Zo ver zijn we tot nu gekomen.’

‘Op jacht naar de laatste huurders?’

‘Ja. Dat is een klein adviesbureau… Ik heb de naam hier… Linedate.’

‘Klinkt als een escortbureau,’ riep Gert Fylke vanaf de bank.

Ard liet zich niet van de wijs brengen. Hij keek naar Sven Holte, die bijna onmerkbaar zijn hoofd schudde.

‘Het was iets met computers. De man bij de gemeente wist niets meer en het contract is ondertekend door iemand die niet bestaat.’

‘Fantastisch.’

‘Bij Börsen kunnen ze zich herinneren dat de huurder twee maanden vooruitbetaalde en dat hij een Deens accent had.’

‘Alweer Deens! Wat is dit… Een nieuwe Deense invasie?’

‘De overeenkomst is geregeld via de telefoon en de post, helaas. Dat gebeurt normaal gesproken niet zo, maar tegenwoordig knijpen de meesten een oogje dicht.’

Ik vraag me af of dat een Ekelöf-citaat is dat uit zijn verband is gehaald, dacht Boursé terwijl hij naar Ard keek, die zijn best deed om zijn zelfbeheersing te bewaren.

‘We konden een stem laten horen,’ zei Ard. Hij legde het vel papier op het bureau. ‘De man van de gemeente heeft ernaar geluisterd maar weet het niet zeker… nog niet.’

Het begon heel warm te worden in het kantoor. Een van Fylkes mannen deed de deur open om te zorgen dat de lucht door zou stromen. Het leek een goed idee, maar er was geen lucht meer. Het enige wat er was, was fictief geld, miljard na miljard, dat genoteerd stond op Sten Ards vel papier. 117 miljard in totaal, een cijfer waarmee de jaren negentig tot nu toe konden worden samengevat.

Ove Boursé dacht ergens anders aan. Waarom was Holte juist nu naar de werkvloer afgedaald? Der führer bemoeide zich uiterst zelden actief met een onderzoek. In het begin misschien, maar dat was verleden tijd. Holte had het over druk van bovenaf gehad, economische belangen die bedreigd werden, door het slijk gehaald door een onderzoek dat zich laag na laag een weg naar beneden groef.

Holte keek naar de bank.

‘Gert! Ik veronderstel dat alle contacten die je gedurende de jaren hebt opgedaan nu wat opleveren.’

‘Sven! Geen keel is nog droog!’

‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Onze informanten zitten er bovenop.’

‘Als er nieuwe overeenkomsten gesloten worden, komen we dat dus te weten?’

‘Zowel nieuwe als oude.’

‘Wat zeggen ze dan?’

‘Er zijn nieuwe mensen in de stad, dat gebeurt af en toe. Met dat Deense… the Danish connection… Met dat Deense gajes blijven we te maken hebben zolang de veerboot koppig heen en weer blijft varen.’

‘De Denen hebben toch zeker hun eigen boten?’

‘We hebben kustbewaking en waterpolitie.’

‘Hebben we dat? Ik dacht dat die allemaal omgeschoold waren tot administratieve medewerkers in de gemeente Härlanda.’

‘Niet allemaal.’

Calle Babington grinnikte. Holte keek hem scherp aan.

‘Nog een vragenrondje, dus. Maar de zaak is helder, in elk geval delen ervan.’

Hij keek naar Ard.

‘Alles draait om die vrouw, Sten. Geen alibi. Een getuige op de plaats delict. Is ze al gearresteerd?’

Ard zag alweer een zweetdruppel op Holtes neuspunt. Wás het een sieraad?

‘Dat gaat nu gebeuren.’

 

Toen hij thuiskwam van de buurtwinkel had Erik Nihlén geprobeerd hem te bereiken. Erik Nihlén? Hij zocht twee seconden lang terug in zijn herinnering en zag een getatoeëerde hand, een bomberjack en een geschoren hoofd. Pontus… zijn zoon.

Bij Sörmarkers werd niet opgenomen, dus belde Jonathan Wide hem thuis op.

‘Nihlén.’

Haar stem was droog, koel en beheerst, Wide zag steil blond haar en discrete make-up met roodglanzende lippenstift voor zich: het kenmerk van vrouwen van middelbare leeftijd. Een lange hand, tengere vingers.

‘Ik ben Jonathan Wide. Uw man heeft me vanmiddag geprobeerd te bellen.’

De koelte in haar stem verdween.

‘Meneer Wide! We willen u dolgraag spreken.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Niets en alles. Pontus is thuisgekomen!’

Was dat waar? Dat kon onmogelijk te maken hebben met zijn gesprek met de misleide rebel. Zoveel invloed had hij niet.

‘Het komt door uw gesprek met Pontus. U hebt fantastisch werk geleverd.’

Werd hij in de maling genomen?

‘Tja, dus… eh… Hij is thuis…’

‘Hij kwam thuis en zei dat hij er genoeg van had.’

Wide zei niets.

‘Hallo…’

‘Ja, ik ben er nog. Maar ik denk niet dat het gesprek…’

‘Mijn man is iets aan het doen… met Pontus…’

Een huidtransplantatie? Een toupetje kopen? Misschien was het te vroeg om te juichen.

‘… maar hij staat erop om u… jou te ontmoeten. Hij… wíj willen je persoonlijk bedanken. En advies vragen… We denken dat we dat nodig hebben.’

‘Ik weet niet…’

‘We willen u persoonlijk bedanken, maar daarna gaat het om een puur zakelijke overeenkomst. We waarderen uw inzet bijzonder… nu en in de toekomst.’

Iemand waardeerde zijn inzet bijzonder. Zou hij de familie Nihlén om een schriftelijke referentie vragen? Hij kon een goede aantekening gebruiken… nu en in de toekomst.

‘Dat klinkt uitstekend. Ik heb het op dit moment nogal druk… mag ik er later op terugkomen?’

‘Beloof dat u snel contact opneemt.’

Het klonk vertrouwd op een bijna verontrustende manier. Hoe zou het zijn als de kleine Pontus weer in zijn groepje zou worden binnengehaald? Zouden papa en mama Nihlén nog een tatoeage kunnen verwerken? Of een mishandeling met ernstige afloop?

Zou het papa en mama Nihlén een goed gevoel geven om een cynicus zoals Jonathan Wide te ontmoeten? Tegelijkertijd voelde hij toch even een vonk enthousiasme… zoals voor en met zijn kinderen.

Vanmiddag zouden ze naar hem toe komen en bij hem blijven eten.

Wide pakte een zak tomaten, waste ze en sneed de bovenkant eraf. Hij schraapte de pitten en een deel van het vlees eruit, strooide zout op de binnenkant en zette de tomaten ondersteboven op een snijplank.

Hij hakte een ui fijn en liet die zachtjes pruttelen in ruim een deciliter olijfolie. Het had een paar jaar geduurd voordat hij had beseft dat olijfolie de enige mogelijkheid was om lekkere maaltijden klaar te maken. Hij deed een paar handen rijst, het in stukjes gesneden tomatenvlees en een lichte groentebouillon bij de zachte uien. De rijst moest twintig minuten koken en nam de bouillon op. Hij roerde met een vork, deed er pistachenootjes en dragon bij, vulde de tomaten met het mengsel en zette ze in een grote, ingevette ovenschaal. Als de kinderen kwamen zou hij er nog wat olie overheen sprenkelen en de tomaten twintig minuten in een middelwarme oven gratineren.

Dan zou hij ook de binnengrill uit de kast in de hal pakken, die op het aanrecht naast het fornuis zetten en het lamsgehakt aanmaken met twee kleine eieren, gehakte verse tijm, drie knoflooktenen en sjalotjes, grofgemalen peper en het sap van een grote citroen. Hij zou er balletjes van draaien die hij aan houten prikkers reeg, waarna hij ze zou bestrijken met olijfolie en ze zou grillen. Daarna zou hij ze serveren met verse prei en een komkommersalade.

Zijn kinderen hielden van eten dat geïnspireerd was door Zuid-Europa. Het paste ook bij deze warme zomer, met een gedekte tafel in de schemering op het balkon.

 

‘Duidelijkheid. We hebben de duidelijkheid deze keer gemist, het is vanaf het begin duister.’

Sten Ard stond op de steiger van Långedrag en keek uit over de grote jachthaven en het water daarachter. De zon ging onder, al snel zou de horizon vlam vatten en de zeilen oranje en rood kleuren. Bloedrode zeilen op zoek naar rust tussen de eilanden van de scherenkust.

Het water glinsterde als duizend zilveren schalen en kaatste het licht naar hen terug. Het trof de grote ronde oorbellen van zijn vrouw en schoot als bliksemflitsen naar de zee terug. Toen ze haar hoofd bewoog was het alsof een kring licht met haar mee bewoog.

‘Jullie hebben toch iemand aangehouden?’

‘We hebben een verdachte. Dat is niet hetzelfde als dat we een schuldige hebben.’

‘Dat zal het verhoor wel uitwijzen.’

‘Ook als deze vrouw schuldig is aan de moord op haar man… Brengt dat ons een stap verder?’

‘Ze kan heel goed een deel van de… eh… handel zijn.’

‘De narcoticahandel? Lea Laurelius? Tot nu toe hebben we daar geen bewijzen voor gevonden, maar het is natuurlijk een mogelijkheid.’

Maja Ard zag hoe een eenzame zeiler zijn boot elegant rond de pier de haven in liet varen. Hij gleed naar de ligplaats aan de kade en reefde het zeil op hetzelfde moment. De man had een sjaal rond zijn hoofd gebonden en had een rood gezicht. Hij zag er gelukkig uit, dat kon ze hiervandaan zien.

‘Je denkt aan de mishandeling.’

‘Verdorie, Maja, er moet een verband zijn, maar we zien het niet.’

‘Dezelfde dader?’

‘Of een bevel uit dezelfde richting. Lea Laurelius kan zich niet schuldig gemaakt hebben aan de mishandeling van Kerstin Johansson.’

‘Weet je dat zeker?’

‘Als het gaat om pure kracht weet ik het zeker. Maar het vereist natuurlijk geen grote lichamelijke kracht om het bevel te geven.’

‘Of te horen dat het bevel wordt gegeven.’

‘Ja.’

Een groep kinderen van een jaar of tien liep langs met Optimist-zeilboten als draagbare daken boven hun hoofd. Ze hoorde hun gedempte gelach, dat af en toe krachtiger werd als een van de kinderen zijn hoofd naar buiten stak om te controleren of ze in de juiste richting liepen.

Sten Ard had geen zeilboot en hij had er de afgelopen vijftien jaar, of in elk geval tien jaar, spijt van gehad dat hij er niet een had gekocht. Het hoefde maar een klein bootje te zijn, met plek voor twee of drie personen. Op avonden zoals deze stonden ze hier vaak over het water uit te kijken. Het was te veel moeite om een van de scherenkustboten naar Asperö of Brännö te nemen om na een paar uur op een overvolle boot te stappen om weer naar huis te gaan. Maar een eigen boot… Zou hij zich gelukkig voelen met een eigen boot, als hij naar een plek kon varen waar het land niet te zien was? Was dat vrijheid?

Hij wist de naam al, The Long Goodbye, naar een van de weinige misdaadromans die hij het waard had gevonden om uit te lezen. The long goodbye, het was een schande dat niemand zijn boot zo gedoopt had.

‘Wat kost een zeilboot?’

‘Een zeil… ben je weer aan het dromen, Sten?’

‘Nee, deze keer is het verdomme serieus. Wat denk jij dat je moet betalen voor een boot van gemiddelde grootte?’

‘Tja, zestig, zeventig… Krijg je daar een boot voor? Of honderd?’

Ard maakte een gebaar naar de steiger.

‘We gaan naar beneden om wat rond te kijken.’

‘Denk je dat de mensen de prijskaartjes hebben laten zitten?’

‘Ha ha. Het gaat om het model dat we willen.’

Ze liepen langs de rots naar beneden en betraden de lange steiger. Links lagen de bootsteigers en ligplaatsen, rij na rij. Veel boten waren op zee. Het was vakantie. Sten Ard rook de zoute lucht. Hij verlangde ernaar om weg te kunnen.

‘Als Wide een fiets kan kopen, kan ik toch zeker wel een zeilboot kopen.’

Maja lachte.

‘Vergelijken jullie je vermogens op die manier?’

‘Hij gaat een fiets kopen. Een nieuw leven beginnen.’

Ze keek plotseling ernstig naar hem.

‘Hoe gaat het nu met Jonathan en de… alcohol?’

‘Soms ben ik ervan overtuigd dat hij een alcoholist is, en dat is hij waarschijnlijk ook. Maar dan lukt het hem ineens om zich binnen de grens te houden en hoeft hij die verdomde fles niet elke keer helemaal leeg te drinken.’

‘Ik denk dat hij er helemaal mee moet stoppen.’

‘Dat weet ik niet zeker. Maar op dit moment gaat het niet goed met hem.’

‘De scheiding is hard aangekomen.’

‘Ja, maar volgens hem was het niet de alcohol die de scheiding heeft veroorzaakt. Er waren al eerder problemen.’

Maja nam haar man op.

‘Dat kan ik me voorstellen. Getrouwd zijn met een politieagent.’

‘Bedankt voor die woorden. Daar kan ik me aan warmen in deze snijdende wind.’

Ze liepen verder en sloegen af naar een van de steigers. Ze bleven staan voor een slanke zeilboot in wit en lichtblauw, ongeveer zeven meter lang maar met een mast die ver omhoogstak in de invallende schemering. Ard vermoedde dat er twee slaapplaatsen waren onder de discrete bovenbouw… werd dat een roef genoemd? Hij deed een paar stappen in de richting van de boot en boog zich naar voren om te zien hoe de gelukkige eigenaar zijn boot had gedoopt.

Zijn vrouw zag hem schrikken en daarna begon hij te lachen, een lage lach die luider werd en wegrolde naar het clubhuis van de zeilvereniging.

‘Wat is er?’

‘Niets bijzonders… gewoon een belezen eigenaar die zijn boot Lady In The Lake heeft genoemd.’

Allen die gestorven zijn
titlepage.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_000.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_001.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_002.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_003.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_004.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_005.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_006.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_007.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_008.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_009.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_010.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_011.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_012.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_013.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_014.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_015.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_016.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_017.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_018.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_019.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_020.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_021.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_022.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_023.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_024.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_025.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_026.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_027.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_028.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_029.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_030.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_031.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_032.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_033.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_034.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_035.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_036.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_037.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_038.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_039.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_040.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_041.xhtml